Het team van onderzoeker Bastian Ravesteijn van de Erasmus School of Economics verzamelde anonieme CBS-gegevens over de inkomens van meer dan een miljoen Nederlanders tussen 32 en 38 jaar oud.
Ze registreerden de plaats waar zij opgroeiden, hun geslacht, het inkomen van hun ouders en of zij een migratieachtergrond hadden. Deze enorme hoeveelheid cijfers leverde een fijnmazig beeld op van de ongelijke levenskansen voor kinderen in Nederland.
Bovenal laat dit onderzoek zien dat je toekomst in Nederland niet alleen afhangt van je talenten. Waar je wieg staat, maakt een groot verschil in je levenskansen.
Log in op de Volkskrant en gebruik de volgende inloggegevens om het artikel te kunnen bekijken:
e-mail: laane@albeda.nl
wachtwoord: Albeda1234
1.1 Wat betekent ‘kansenongelijkheid’ ? Leg dit begrip uit in je eigen woorden.
1.2 Hoeveel bedraagt het gemiddelde inkomen van arme ouders? En hoeveel bedraagt het gemiddelde inkomen van rijke ouders?
1.3 Hoeveel bedraagt het totale verschil tussen beide inkomens?
1.4 Welke factoren zorgen nog meer voor een verschil tussen arm en rijk?
1.5 Uit onderzoek blijkt dat als je een vrouw bent die uit een armer gezin komt je minder verdient dan een man die uit een relatief rijk gezin komt.
Hoeveel verdient de vrouw relatief minder?
2.1 Uit onderzoek blijkt dat ‘stadskinderen’ meestal minder dan gemiddeld verdienen. Ook hebben zij meer kans om later arm te worden. Hoe komt dit denk je? Licht je antwoord toe met tenminste drie geldige argumentenWat je zelf van iets vindt; hoe jij over een bepaalde zaak denkt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn; andersom geldt dat anderen het eens of oneens kunnen zijn met jouw mening. Een mening k… Read more.
2.2 Ben jij het ermee eens dat er een verschil wordt aangebracht in Nederland tussen het salaris van mannen en vrouwen? Licht je meningWat je zelf van iets vindt; hoe jij over een bepaalde zaak denkt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn; andersom geldt dat anderen het eens of oneens kunnen zijn met jouw mening. Een mening k… Read more toe met tenminste drie geldige argumenten.
2.3 Bekijk de kaart waarop je de verschillen in kansen kunt opzoeken voor kinderen die opgroeien in jouw geboorteplaats. Check jouw geboorteplaats en de daarbij behorende postcode.
Het is de bedoeling dat je de gegevens van vrouwen gaat vergelijken met die van mannen uit hetzelfde postcodegebied.
2.3.1 Onderzoek eerst de gegevens van de vrouwenpopulatie.
Bekijk de gegevens van vrouwen die opgroeiden in relatief rijke gezinnen;
Bekijk de gegevens van vrouwen die opgroeiden in doorsnee gezinnen;
Bekijk de gegevens van vrouwen die opgroeien in relatief arme gezinnen.
Noteer per soort gezin (rijk, doorsnee, arm) om hoeveel personen dit gemiddeld gaat op de door jou ingegeven postcode.
Noteer tevens het gemiddelde inkomen.
2.3.2 Onderzoek vervolgens de gegevens van de mannenpopulatie. Doe dit door bovenstaande stappen te herhalen, maar dan voor de mannenpopulatie.
2.3.3 Vergelijk de gegevens van opgave 2.3.1 vrouwen en 2.3.2 mannen. Wat is je conclusie?
Leven er op jouw postcode gemiddeld veel rijke, doorsnee of arme gezinnen?
Hoeveel bedraagt het gemiddelde inkomensverschil tussen mannen en vrouwen?
2.4 Wat vind jij van de uitkomsten van je postcodecheck? En in hoeverre wist jij dat er inkomensverschillen zijn in het door jou geselecteerde postcodegebied?
2.5 De kaart laat ook zien dat wie opgroeit in het noorden van het land het gemiddeld genomen economisch moeilijker heeft. Hoe zou dit komen denk je?Licht je antwoord met tenminste twee geldige argumenten.
2.6 Ook staat er in de tekst “en wie geboren wordt als vrouw, zeker in de Biblebelt, maar ook in andere regio’s, zal gemiddeld veel minder gaan verdienen dan een man”.
2.6.1 Wat wordt er bedoeld met ‘de Biblebelt’. Licht je antwoord toe.
2.6.2 Waarom zouden vrouwen in de Biblebelt minder verdienen dan in andere regio’s? Licht je antwoord toe met geldige argumenten.
3.1 Wat moet de Overheid volgens jou doen om het probleem van de kansenongelijkheid in Nederland te stoppen of te verminderen m.b.t. salaris?
Bedenk een plan en onderbouw dit plan met minimaal 3 sterke SMART-geformuleerde argumentenWat je zelf van iets vindt; hoe jij over een bepaalde zaak denkt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn; andersom geldt dat anderen het eens of oneens kunnen zijn met jouw mening. Een mening k… Read more.
3.2 Kansenongelijkheid in dit artikel gaat vooral over het inkomen. Toch geldt kansenongelijkheid ook in het onderwijs. Kinderen van rijke ouders krijgen vaker een hoog schooladvies, omdat docenten rekening houden met financiële armslag voor begeleiding of omdat ouders domweg aandringen op een hoger niveau. Doordat Nederlandse kinderen relatief vroeg voor een middelbare school moeten kiezen, wordt die achterstand zelden nog ingehaald.
Ideeën in de Kamer om deze kansenongelijkheid te verminderen zijn o.a. om meer te investeren in vroeg-en voorschoolse educatie en door zwakke scholen meer geld te geven.
Wat zou er volgens jou moeten gebeuren om de kansenongelijkheid in het onderwijs te verminderen? Bedenk een pakkend idee hiervoor, dit idee ga je opschrijven in een essay.
Wat komt er in je essay?
Een inleiding waarin je o.a. kansenongelijkheid beschrijft en dan met name die in het onderwijs. Gebruik hierbij een pakkende beginzin.
De argumentatie; het belangrijkste deel van je essay. Met argumenten voor, weerleggingen van tegenargumenten overtuig je je lezer van jouw standpunt. Je doet dit door minimaal 3 argumenten te gebruiken en deze te bewijzen op basis van feiten, eventueel eigen onderzoek.
De conclusie; hiermee toon je aan dat je idee klopt. Je doet dit door aan te geven waarom alle argumenten leiden tot de enige conclusie, namelijk jouw idee.
Eindigt je conclusie met een krachtige slotzin die jouw lezer mogelijk nog meer overtuigt van je idee.
Core assignments for students
Discover whether you master the essence of this case by completing the corresponding core assignments. If necessary, you can share your answers with your teacher or supervisor.
Recommended by teachers
Case method | Cooperative learning
Concrete, realistic situations are individually analysed; afterwards, the resulting vision is presented and discussed in the group.
The individual’s vision is reappraised after seeking additional information. The different visions are selected and appraised.
Corner debate | Group activity
For making a choice or deciding on a point of view
The students are given a question/assignment/proposition with a list of choices. Each of these choices is assigned a particular location in the classroom, for example, a corner. Individual students choose one of these corners. (The choices are quickly written down on paper, so that you can’t see what your friends have written).
Students go to their ‘chosen’ corner. They talk in pairs about their choice and look into the arguments. This can lead to a class discussion. If necessary, students join another group. Which group is able to attract the most ‘defectors’?
Students return to their places and write down the most important arguments for each of the choices.
Group discussion (or problem-solving discussion) | Dialogue
Reflective discussion as part of a group, pooling knowledge/ideas/opinions with the aim of learning from this. A stimulus to creative, problem-solving and evaluative thinking.
Someone (teacher or student in a smaller group) is appointed as moderator. Without impinging on the subject matter, this person guides the discussion through the different phases (defining the problem, defining the scope of the subject, dissecting the problem, seeking solutions, discussing propositions, formulating the conclusion).
Pitfall: students must have sufficient background knowledge.
Variants: one empty chair, carousel discussion, triangular discussion, forum discussion/panel, debate, with or without a role.
Learning discussion (or evaluation or discussion method) | Dialogue
Students learn how to find solutions for themselves (via diagrams, plans, outlines, etc.)
Discussion (individual or as part of a group) about the learning experiences of the student; the teacher acts as moderator and remains in the background. The emphasis is on (learning) how to identify learning moments: what could have been improved and how?
Teacher-led class discussion | Dialogue
A carefully managed dialogue in which students - through questioning - are invited to contribute their own ideas in a direction desired by the teacher. Effective control of the questioning is crucial.
Tip? Ask clear-cut questions, try to involve all the students, probe further, etc.
Three-phase interview | Group activity
The teacher formulates questions, which are answered by pairs each time. Student A interviews student B about the question. Afterwards, student B interviews student A.
A subsequent round follows in a group of four students. Each person tells the others what the outcomes of their interview were. A explains what B said, etc.
This is concluded with a class discussion.
Example: Say you wanted to live on your own: what would be involved?